Cedar Gallery


Home  |  Cedar info  |   Nieuws   |  Lezingen |  Contact | Engels

 

Kunstenaars

Architectuur

Boeken

Fotografie

Letters

Schilderijen

Bomen

Religie

Thema's

China

Japan

Rusland

 

 

                                                                                                                                                                      

SCHILDERS 

Hier vindt u informatie over het leven en het werk van bekende en minder bekende schilders. U ziet enkele voorbeelden* van hun werk en er wordt soms verwezen naar musea waar u het werk van de schilder kunt gaan bekijken.

* Vaak eigen foto's, ©PAM PHOTOS  Delden

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Schilders:
Frida Kahlo  -  Wassily Kandinsky  - Gustav Klimt  -  Christian Schad  -  Charley Toorop  -  John William Waterhouse  -  Matthias Weischer  -  Grant Wood

Vergeet niet om ook even een kijkje te nemen bij: Overige schilders.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Cedarlezingen waarin kunst een belangrijke rol speelt, zie de volgende link voor het actuele aanbod:

 http://www.cedargallery.nl/nleducatie.htm                     

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

JOHN WILLIAM WATERHOUSE

De beroemde Britse kunstenaar John William Waterhouse (1849-1917) werd in Rome geboren. Hij was het eerste kind van de schilder William Waterhouse. Toen hij vijf jaar was, verhuisde het gezin naar Londen. Nadat de moeder overleden en de vader hertrouwd was, ging Nino, zoals Waterhouse werd genoemd, op school in Leeds. Hij was dol op Romeinse geschiedenis, maar wilde ook wel ingenieur worden. Weer terug in Londen assisteerde hij in het atelier van zijn vader. Hier ontwikkelde de jonge Waterhouse zijn belangstelling voor schilderen, beeldhouwen en de klassieke oudheid. In 1870 werd hij toegelaten tot de Royal Academy Schools. Hoewel hij oorspronkelijk begon als leerling-beeldhouwer, maakte hij naam met opzienbarend oorspronkelijke en vaak melancholische schilderijen die aan de Griekse en Romeinse Oudheid waren ontleend. Een voorbeeld hiervan is Undine, een doek waarop de waternimf kwijnend bij een fontein staat.

             
De onwelkome metgezel: een straattafereel in Caďro, 1873                                    Miranda, 1875

Waterhouse als schilder, 1870-1890
 In de jaren 1870, toen Waterhouse in Londen begon te exposeren, schilderde hij taferelen uit het dagelijks leven in de oudheid.
In de jaren zeventig en tachtig maakte hij namelijk verschillende reizen naar Italië. Hij raakte onder de indruk van Pompeď en maakte naar aanleiding daarvan genrestukken, o.a. over het leven in de oudheid. Nauwgezet bestudeerde hij de archeologische opgravingen in het oude Pompeď en Herculaneum, om in zijn schilderijen versieringen en voorwerpen hieruit te kunnen opnemen.
In de jaren 1880 schilderde hij een reeks doeken met onderwerpen uit de klassieke geschiedenis. Personen als de vroegchristelijke Heilige Eulalia en de joodse koningin Mariamne speelden hierbij een rol.


Cleopatra, 1888

In 1874 was De Slaap en zijn halfbroer de Dood  het eerste werk van Waterhouse dat werd geaccepteerd voor de Zomertentoonstelling van de Academy, waar hij tot aan zijn dood regelmatig bleef exposeren. In de werken die Waterhouse in deze tijd maakte, zien we duidelijk invloed van Lawrence Alma Tadema en Frederick Leighton. Deze doeken werden geëxposeerd bij de Royal Academy, de Society of British Artists en de Duddley Gallery.
Sinds 1869 werden er Zomertentoonstellingen van de Royal Academy gehouden. Van april tot augustus bezochten soms wel 350.000 bezoekers zo’n tentoonstelling en het was daarom van groot belang dat je hier als kunstenaar exposeerde.  
In 1883 trouwde Waterhouse met de bloemenschilderes Esther Kenworthy (1857-1944). 


Odysseus en de Sirenen, 1891

Prerafaëlieten
Na zijn huwelijk vestigde John William Waterhouse zich in de Primrose Hill Studios. De grote dramatische doeken met bovennatuurlijke vrouwen uit de oudheid trokken kopers en bewonderaars. De schilderijen Consulting the oracle en The lady of Shalott (afb. staan onderaan dit artikel) werden aangekocht door Sir Henry Tate, suikermagnaat en grondlegger van The Tate Gallery.
Tegenwoordig wordt Waterhouse vaak een ‘Prerafaëliet’ genoemd. De prerafaëlieten waren aanhangers van de opvatting dat de schilderkunst van vóór Rafaël (dus voor 1500) als ideaal moest worden gezien. Tot deze stroming hoorden – naast Waterhouse – o.a.  de Engelse schilders John Everett Millais en Dante Gabriel Rossetti , en in de jaren 1890 Burne-Jones. De eerste twee richtten de Pre Raphaëlite Brotherhood op, die de zuiverheid van de vroege Italiaanse kunst opnieuw zochten.
Waterhouse werd niet alleen beďnvloed door de prerafaëlieten, maar hij was ook een vertegenwoordiger van de nieuwe tijd en was zich volledig bewust van de spannende artistieke vernieuwingen in Parijs in de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij voelde zich thuis in de betoverende wereld van mythen en sagen, maar liet zich ook inspireren door poëzie en muziek en de lossere toon van het Frans impressionisme.
Hij steeg in aanzien toen zijn enorme doek uit 1887 met de Hebreeuwse martelares Mariamne prijzen won op de wereldtentoonstellingen in Parijs (1889), Chicago (1893) en Brussel (1897).
De Vrouwe van Shalott was de eerste verkenning door Waterhouse van het prerafaëlisme. Het toont duidelijk invloed van John Everett Millais’ verdrinkende Ophelia (1851-1852). Ook Waterhouse heeft Ophelia geschilderd.


Circe Invidiosa: Circe giet gif in de zee, 1892

De jaren 1890-1917
In 1901 werd Waterhouse lid van de Saint John's Wood Arts Club. Ook Alma-Tadema en George Clausen waren lid van deze vereniging.  
Door zijn rijk gekleurde, geladen afbeeldingen van mooie vrouwen kreeg Waterhouse veel waardering in het hele Britse Rijk en op de Wereldtentoonstellingen in de jaren negentig van de negentiende eeuw. De onderwerpen, die Waterhouse ontleende aan auteurs als Ovidius, Keats, Boccaccio, Shakespeare, Tennyson, Shelley en Dante, waren loftuitingen op de hartstochtelijke passie voor vrouwen, water, natuur, liefde en dood, vaak met duistere ondertonen die duidden op zijn fascinatie voor de onderwereld. Tot zijn boeiende taferelen behoorden Circe, Miranda, The lady of Shalott, Cleopatra, Lamia, Mariamne, Hylas and the Nymphs en The Magic Circle . Zijn vrouwen lijken uitzonderlijk mooi, en onbereikbaar.

   
De heilige Cecilia, 1895                                                                                                             Mariana in het zuiden, 1897

       
Nimfen vinden het hoofd van Orpheus, 1900                          Lamia, 1905

De Vrouwe van Shalott
Waterhouse putte herhaaldelijk inspiratie uit het gedicht van Alfred Lord Tennyson De Vrouwe van Shalott, dat in 1833 en 1842 werd gepubliceerd.
Het verhaal gaat als volgt.
De Vrouwe van Shalott zit gevangen op een eiland in de buurt van kasteel Camelot. Door een vloek moet ze dag en nacht weven. De enige afleiding die ze heeft is een spiegel waarin ze reflecties ziet van de buitenwereld. Deze gebruikt ze voor haar wandkleed.
Als ze op een dag een pasgetrouwd stel ziet langskomen, realiseert ze zich wat haar ontbreekt. Plotseling verschijnt de reflectie van Lancelot in haar spiegel. Lancelot, de beroemde ridder van koning Arthur. De jonge vrouw wordt onmiddellijk verliefd op hem en staat op om hem te volgen. Dit wordt haar fataal, ze stopt nu immers met weven.
Waterhouse heeft drie schilderijen aan dit thema  gewijd. In het eerste schilderij (1888) liet hij zien hoe de vrouw de ketting van de boot losmaakte om de ridder achterna te gaan. Van de drie (levens)kaarsen op de voorplecht zijn er al twee gedoofd. De blik in de ogen van de vrouw doet achtervolgd en gekweld aan. Dit komt mede door haar eigen gedachten die haar al te lang hebben achtervolgd.

1888

In  het schilderij uit 1894 zien we hoe de vrouw zich afwendt van het weefgetouw om naar Lancelot te kijken. In het schilderij "I am half sick of shadows said the Lady of Shalott" uit 1916 is de spiegel heel duidelijk te zien. Het lijkt, oppervlakkig bezien, een raam, maar nadere beschouwing laat zien dat het weefgetouw er gedeeltelijk in weerspiegeld wordt.
The Lady of Shalott sterft, het gedicht eindigt aldus:

"Who is this? And what is here?"
And in the lighted palace near
Died the sound of royal cheer;
And they crossed themselves for fear,
All the Knights at Camelot;
But Lancelot mused a little space
He said, "She has a lovely face;
God in his mercy lend her grace,
The Lady of Shalott."


De vrouwe van shalott, 1812

Langzaam maar zeker raakte Waterhouse in de vergetelheid. Hij stierf in 1917.
Bij een veiling van zijn werk  in 1926 bracht het nauwelijks iets op. Pas sinds 1970 is er sprake van een hernieuwde belangstelling voor de victoriaanse schilderkunst en de prerafaëlieten. In de afgelopen jaren zijn er in Nederland tentoonstellingen geweest van o.a. Lawrence Alma-Tadema, John Everett Millais en John William Waterhouse.

Meer schilderijen: http://nl.wikipedia.org/wiki/John_William_Waterhouse

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

 FRIDA KAHLO
 

Frida Kahlo de Rivera (1907 – 1954; geboren als: Magdalena Carmen Frieda Kahlo y Calderón) was een Mexicaanse schilder. Ze werd geboren in Coyoacán. Ze is vooral bekend geworden met haar zelfportretten in levendige kleuren. Werken vol pijn en passie. Haar werk wordt in Mexico gezien als symbolisch voor de nationale en inheemse traditie. Vooral feministes zijn gecharmeerd van haar vastberaden voorstelling van vrouwen en hun specifieke ervaringen.
De Mexicaanse cultuur en de culturele traditie van de Indianen komen prominent in haar schilderijen naar voren. Haar werk wordt dan ook wel betiteld als naďeve kunst of volkskunst. En soms ook als surrealistisch.

Kahlo heeft haar leven lang gezondheidsproblemen ondervonden. Toen ze zes was, heeft ze kinderverlamming gehad. Nadat ze hersteld was, liep ze mank.
Veel van haar gezondheidsproblemen hadden echter te maken met een ernstig verkeersongeluk. Kahlo heeft dit onderwerp amper in haar werk gebruikt, maar een botsing tussen een bus en een tram in 1925 heeft ze ternauwernood overleefd.
Je ziet er echter wel iets van terug in haar werk, omdat ze als gevolg van het ongeluk meer dan een jaar in bed heeft moeten doorbrengen. Ze schilderde - zeker toen - veel zelfportretten, omdat ze vaak alleen was. Haar werk is dan ook sterk autobiografisch te noemen.


The two Fridas
Picture:
http://www.frida-kahlo-foundation.org/

Frida was de dochter van een Hongaars-Joodse vader en een moeder van Spaans-Mexicaanse afkomst. Ze raakte geďnteresseerd in de Mexicaanse cultuur en in de politieke en sociale misstanden in het land.
In 1928 werd Frida Kahlo lid van de communistische partij van Mexico (PCM).
Eind 1928 kwam ze in een kring van kunstenaars en intellectuelen terecht. Ze was inmiddels zover hersteld van haar ongeluk, dat ze weer een enigszins normaal leven kon leiden. Deze kunstenaarsgroep waartoe zij behoorde, hield zich bezig met het herwinnen van de eigen Mexicaanse cultuur.
Sinds de Spaanse veroveringen waren de Indiaanse elementen in de cultuur sterk teruggedrongen. Vanaf de 19de eeuw tot de revolutie (1910) werd de Europese kunst bevorderd. Nu begon er een omschakeling op gang te komen, en Kahlo omarmde die. Ze leerde o.a. de fotografe Tina Modotti kennen, en via haar ontmoette ze de beroemde Mexicaanse muralist
Diego Rivera.

Mexico City - Palacio Nacional
Muurschildering van Diego Rivera, het leven in de tijd van de Azteken (de stad Tenochtitlan)

Rivera was onder de indruk van haar doeken en raadde haar aan verder te gaan in de schilderkunst.
http://en.wikipedia.org/wiki/Diego_Rivera
In 1929 trouwde ze met deze beroemde schilder, die 20 jaar ouder was dan zij. Hun stormachtige, gepassioneerde relatie overleefde ontrouw, de stress van carričres, echtscheiding, een nieuw huwelijk, Frida’s bi-sexuele affaires, haar slechte gezondheid en de onmogelijkheid om kinderen te krijgen. Frida zei hierover: ‘Er zijn me in mijn leven twee ernstige ongelukken overkomen… Het ene was het ongeluk met de tram en het andere Diego.” Ze heeft namelijk emotioneel zwaar geleden onder haar relatie met Diego Rivera.

Nogmaals de Twee Frida's (1939)

Een dubbel zelfportret, waarop haar pijn van dat moment duidelijk zichtbaar is. De witte, hooggesloten jurk wijst op haar Duitse achtergrond van vaders kant. De rechter Frida draagt traditionele Mexicaanse kleding.
Bij beide Frida's is het hart zichtbaar. Het linkerhart is echter een hart dat stuk is, een bloedend hart. Het rechterhart is heel.
Ze houden elkaars hand vast en vóór de onrustige wolkenhemel is een ader te zien, die beide Frida's met elkaar verbindt.

Tussen 1930 en 1933 woonde het echtpaar grotendeels in Amerika, maar Kahlo was hier niet erg gelukkig.
Toen Rivera dan ook nog een relatie met haar zus begon, ging Kahlo een tijdje apart wonen. Ze leerde de Amerikaans-Japanse beeldhouwer Isamu Noguchi kennen en begon een verhouding met hem.
Frida Kahlo heeft ca. 200 schilderijen en tekeningen gemaakt die met de belangrijke ervaringen in haar leven te maken hebben, de fysieke en emotionele pijn en haar turbulente relatie met Diego. En dus veel zelfportretten.



Haar werk is doordrongen van Mexicaanse volkskunst en de cultuur van vóór Columbus.
Al rond 1929 zette de groep kunstenaars waartoe zij behoorde zich in voor een zelfstandige Mexicaanse kunst. Er werden in die tijd muurschilderingen gemaakt, die de nationale geschiedenis toegankelijk moesten maken voor de grote aantallen analfabeten. In haar zelfportretten beeldde Kahlo zich meestal af in eenvoudige landelijke kleding of in Indiase kledij.
In 1938 reisde Frida Kahlo naar de Verenigde Staten om een solotentoonstelling voor te bereiden. Voor deze tentoonstelling was veel belangstelling in de pers.
In 1939 reisde Kahlo naar Parijs. André Breton wilde hier een tentoonstelling organiseren. Het dreigde allemaal niet te gaan lukken, totdat Marcel Duchamp er zich voor inzette. Zo werd haar werk toch in Parijs getoond, samen met o.a. Mexicaanse schilderijen uit de 18de en 19de eeuw.



In hetzelfde jaar gingen Rivera en Kahlo scheiden.
Kahlo was eenzaam en weigerde financiële ondersteuning van Rivera. Ze probeerde in haar levensonderhoud te voorzien door veel te schilderen.
De scheiding duurde niet lang; al in 1940 trouwden ze voor de tweede keer.

 

Kahlo nam in Mexico vaak deel aan groepstentoonstellingen en bracht verder veel tijd door in bed en in ziekenhuizen, vanwege haar slechter wordende gezondheid.
Vanaf 1950 kon ze zich nauwelijks nog voortbewegen en was ze aangewezen op een rolstoel en op pijnstillende middelen.   
In 1953 had ze haar eerste solotentoonstelling in Mexico. Een criticus gaf als commentaar, dat het onmogelijk was om het leven en het werk van deze bijzondere vrouw te scheiden. Haar schilderijen zijn haar biografie.
Zowel Frida als Diego waren jarenlang heel actief in de Communistische Partij van Mexico.
Begin juli 1954 verscheen Frida voor het laatst in het openbaar. Ze nam toen deel aan een communistische demonstratie (tegen de Amerikaanse interventie in Guatemala). Spoedig daarna, op 13 juli van dat jaar, overleed ze op de leeftijd van 47 jaar.
Haar as bevindt zich in een precolumbiaanse pot in het zogenaamde ‘blauwe huis’, dat ze deelde met Rivera. Een jaar na haar dood heeft Rivera het huis aan de Mexicaanse regering geschonken en het staat nu bekend als het ‘Museo Frida Kahlo’.

Frida Kahlo  1931

Meer weten?
http://en.wikipedia.org/wiki/Frida_Kahlo (Eng.)
Pictures: http://www.frida-kahlo-foundation.org/
'Frida Kahlo', Andrea Kettenmann   

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

 

 

WASSILY KANDINSKY

Wassily Kandinsky (Moskou, 4 december 1866 – Neuilly-sur-Seine, 13 december 1944) was een Russisch-Franse kunstschilder en graficus en wordt beschouwd als de grondlegger van de abstracte kunst. Kandinsky behoort tot de belangrijkste kunstenaars van de vorige eeuw.
In 1871 verhuisde het gezin Kandinsky van Odessa naar Moskou. Kandinsky studeerde rechten en economie en schilderde in zijn vrije tijd. Na afsluiting van zijn studie reisde hij in 1892 naar Parijs.                        
Na deze reis was hij aanvankelijk als jurist verbonden aan de Universiteit van Moskou. Een expositie van Franse impressionisten in Sint Petersburg bracht hem in aanraking met de moderne schilderkunst van die tijd.

'Plotseling zag ik voor het eerst een schilderij (in een galerie in 1896). In de catalogus ontdekte ik dat het een korenschelf was (een schilderij van Monet). Ik kon het niet als zodanig herkennen.. .Ik bemerkte dat het schilderij je niet alleen maar raakte, maar dat het op het bewustzijn een onuitwisbaar merkteken achterliet, en dat je het op de meest onverwachte momenten nog voor je zag zweven, compleet met alle details.'

Nadat Kandinsky een juridische loopbaan in Rusland had afgebroken vertrok hij naar Duitsland, waar hij zijn opleiding als kunstenaar in München ontving. München werd in die tijd het centrum van de Duitse Jugendstil. In de periode 1901-1906 verbond Kandinsky sprookjesachtig aandoende elementen van de Russische kunst met de decoratieve tweedimensionale elementen van de Jugendstil, en daarnaast maakte hij impressionistische schilderijen. Ook maakte hij houtsneden waarin hij Russische legenden, liederen en sprookjes met figuren in nationale klederdracht uitbeeldde.
Van 1904-1908 reisde hij veel, o.a. naar Italië, Frankrijk en Nederland.

'Destijds (rond 1906) probeerde ik door lijnvoering en verdeling van bonte stippen het muzikale van Rusland uit te drukken. In andere doeken uit die tijd is het tegenstrijdige en later het excentrieke van Rusland weerspiegeld.'

Rijdend Paard, 1905-'07

Murnau - Landschap met spoorweg en kasteel, 1909


Van 1909 tot 1914 woonde Kandinsky met Gabriële Münter in Murnau in Zuid-Duitsland. In deze jaren schilderde hij zijn eerste abstracte werken. In 1909 stichtte hij de Neue
Künstlervereinigung München
, waarbij zich o.a. Paul Klee, Alfred Kubin en August Macke aansloten. Zijn eerste puur abstracte werk schilderde Kandinsky  in 1910 en hij kan daarom als één van de grondleggers van de abstracte kunst worden beschouwd. De kunst van Kandinsky ontwikkelde zich steeds meer in de richting van een pure, van inhoud losgemaakte kleurenharmonie.

'Over het algemeen is de kleur dus een middel om directe invloed op de ziel mee uit te oefenen. De kleur is de toets. Het oog is de hamer. De ziel is de piano met haar vele snaren. De kunstenaar de hand die doelgericht door deze of gene toets de menselijke ziel doet vibreren.'(1910)

In 1911 was hij, samen met Franz Marc, oprichter van de kunstenaarsgroep de Blaue Reiter en schreef hij zijn boek Über das Geistliche in der Kunst (1912), een inleiding in de abstracte kunst. Hij deelde zelf zijn schilderwerk in in drie groepen. De improvisaties ontstonden intuďtief, in de impressies bleef de realiteit nog herkenbaar en de composities werden met ontwerpen nauwkeurig voorbereid en goed doordacht.
Van 1910-1914 gebruikt Kandinsky herhaaldelijk het motief paard en ruiter.


Zonder titel, 1910

'De zon smelt Moskou aaneen tot een vlek die als een dolle tuba heel het innerlijk doet vibreren. Roze, lila, gele, witte, blauwe, pistache-groene, vuurrode huizen, kerken, het razend groene gras... Dit tijdstip te schilderen leek me het onmogelijkste en hoogste geluk voor een kunstenaar.'

Tussen 1914 en 1921 verbleef hij in Rusland. Vanaf 1922 doceerde hij in Duitsland aan het Bauhaus, gaf daar o.a. les in muurschilderen en hernieuwde het contact met Paul Klee (1879-1940). Kandinsky’s schilderijen uit die tijd tonen grote veranderingen ten opzichte van zijn Blaue Reiterperiode.  Er is sprake van toenemende geometrisering van de vormen (lijnen, cirkels en driehoeken) en koeler kleurgebruik. Vooral de cirkel begint een steeds belangrijker plaats in te nemen in zijn werk, vooral in de jaren 1925-1929.
In 1928 verzorgde de kunstenaar de enscenering en de decors voor de opvoering in het Dessauer theater ( Bauhaus was inmiddels naar Dessau verhuisd) van Schilderijen van een tentoonstelling op de muziek van Modest Moussorgsky.
 In 1933 verliet hij Duitsland en vestigde zich in Frankrijk.
Werk van Kandinsky is o.a. te zien in
museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
Van Wassily Kandinsky bezit het museum in totaal dertien werken, beginnend met een vroege, sprookjesachtige voorstelling uit 1904 en eindigend met een doek uit 1935 in de voor die periode zo kenmerkende, organisch abstracte vormentaal.

 

Improvisatie "Klamm", 1914                                                                       Twee ovalen, 1919

In het blauw, 1925

Gematigde vlucht, 1944

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

GUSTAV KLIMT

Gustav Klimt (1862 - 1918)

Wiener Secession
In Oostenrijk had de opbloei van de industrie eind 19de eeuw een nieuwe klasse van vermogende kapitalisten voortgebracht. Veel leden van deze nieuwe klasse imiteerden de levensstijl van de adel en werden enthousiaste kunstverzamelaars.
Het Wenen van rond de eeuwwisseling staat voor een van de boeiendste periodes uit de kunst- en cultuurgeschiedenis.
De bourgeoisie was berucht om haar hang naar pracht en praal.
In deze context ontstond de Wiener Secession, een kunstenaarsvereniging die werd opgericht in 1897. Met als prominentste schilder Gustav Klimt.
Dit soort organisaties werden opgericht als alternatief voor de als (te) conservatief ervaren academies. In Duitsland en Oostenrijk werden ze aangeduid met de term ‘Secession’. Ze zijn te vergelijken met de ‘Salons des indépendants’ in Frankrijk, die er ook naar streefden om kunst vrij te kunnen tonen, zonder onderworpen te zijn aan allerlei regels en voorschriften. De Secession had geen duidelijk programma, maar haar doelstellingen waren ambitieus: Deze kunstenaars wilden de hele Oostenrijkse kunstwereld vernieuwen. Daarnaast wilden ze alle beeldende en toegepaste kunsten samenbrengen. Ze streefden naar een Gesamtkunstwerk.
 

I lock my door upon myself - Fernand Khnopff

Buitenlandse symbolisten waren zeer geliefd. Iemand als bijvoorbeeld Jan Toorop en Fernand Khnopff. ‘I lock my Door upon myself’ is een interessant voorbeeld. Misschien kom ik hier later nog eens op terug. Ik volsta nu met te zeggen, dat de titel goed weergeeft waar het symbolisme voor staat. Je sluit de deur naar buiten toe en richt je op je innerlijk. Het doel van de symbolisten was zich af te wenden van wat zij zagen als het ‘materialisme van het impressionisme’. In plaats daarvan probeerden zij iets op te roepen, een stemming te duiden, of een abstract idee - om zo hun werk ‘meer’ te maken zoals poëzie en muziek. Geen van beide toont immers de wereld op een letterlijke manier.
Ook Vincent van Gogh en Edward Munch vielen in de smaak bij de Secession.

   
Links: Van Gogh                   rechts: Schiele

Gustav Klimt
Gustav Klimt (1862-1918) studeerde aan de Weense Kunstgewerbeschule. Vanaf 1882 maakte hij met zijn broer Ernst wandschilderingen voor openbare gebouwen, waarbij hij steeds experimenteler werd. Zijn erotisch getinte ornamenten en schilderingen voor de Weense universiteit veroorzaakten in 1894 een schandaal.
Uit verzet tegen het classicistische Weense establishment richtte hij, samen met andere kunstenaars, in 1897 bovengenoemde Secession op, om het werk van jonge avantgardistische kunstenaars te stimuleren. Onder de leden van de Weense Secession bevonden zich niet alleen schilders, maar ook architecten en decoratieve kunstenaars. Ze publiceerden een eigen tijdschrift, waarin ze hun ideeën uiteen zetten.
Hun motto was: ‘Laat elk tijdperk zijn kunst, laat kunst haar vrijheid.’
Deze kunstenaarsgroep ontwikkelde de Weense versie van de Art Nouveau en was sterk gericht op de ontwikkelingen in de internationale westerse kunst. Maar ondanks dat lag het grootste belang van de beweging toch in het werk van Klimt.
Klimt's werk omvat visioenen die vervuld zijn met leven, maar waarin ook vaak de dood voelbaar of zichtbaar is.
In 1891 ontmoette Klimt Emilie Flögel, die zijn partner en muze werd.

Elke zomer ging hij met haar en haar familie op vakantie in Salzkammergut.  En dat leverde veel schilderijen van landschappen op, waaronder ‘Rozenstruiken onder de bomen’, ca. 1905. Aan de platte ruimte en golvende contouren is te zien dat hij beďnvloed werd door de Japanse kunst. Toch doet het werk ook bijna abstract aan.

    

Als we naar De Zonnebloem (linksboven)  kijken (1906-1907), dan zien we een iets meer naturalistisch schilderij. Het is interessant om deze naar beneden gebogen zonnebloem straks eens te vergelijken met De Kus, die hier na 'Filosofie' wordt getoond.

[Ter vergelijking: Twaalf zonnebloemen, 1888/'89 van Vincent van Gogh, rechtsboven.
Van Gogh decoreerde zijn Gele Huis met schilderijen van zonnebloemen. Gauguin zou zich daar namelijk bij hem voegen en Van Gogh wist, dat Gauguin dol was op zonnebloemen. Van Gogh gebruikte voor dit schilderij verschillende geeltinten. Zo is een helder en zonnig schilderij ontstaan, met een compleet andere uitstraling dan De Zonnebloem van Klimt]


Filosofie

Er brak een storm van kritiek los toen Klimt zijn Filosofie en Geneeskunde (ca. 1900) exposeerde. Met name het uitgesproken erotische karakter van de beide schilderijen deed veel stof opwaaien.
De Duítse modernisten interesseerden zich sterk voor wat er in het buitenland op dat moment gebeurde. De Oostenrijkers spiegelden zich vooral aan oudere voorbeelden van het Symbolisme en de Jugendstil. Klimt maakte graag gebruik van allegorieën (= symbolische voorstellingen) en had veel invloed op Schiele.
Na een reeks van onenigheden vertrekt Klimt in 1905 bij de Weense Secession en richt een nieuwe groepering op, de Klimtgruppe.

              

In 1908 wordt De Kus voor het eerst geëxposeerd, het meest bekende schilderij van Gustav Klimt. Dit schilderij maakt deel uit van een serie schilderijen dat hij aan het thema ‘Omhelzing’ heeft gewijd.
De Kus vormt het hoogtepunt van Klimt’s ‘Gouden Fase’ (ca.1899-1910). Als we het schilderij wat nader bekijken, dan zien we aan de voeten van de vrouw dat zij knielt. Ook al houdt de man zijn hoofd gebogen, toch lijkt het alsof de vrouw groter is dan de man, wanneer beiden zouden staan.
De vrouw lijkt te knielen in een bloembed, zij het dat het perspectief vervormd is. Aan haar kant vallen gouden ‘linten met driehoekige ornamenten’ over de bloemen. Het zou kunnen zijn dat dat het extreem lange haar van de vrouw moet verbeelden. Daarmee lijkt ze een ‘femme fatale’. Een archetype dat zowel in de kunst als de literatuur voorkomt en voorgesteld wordt als een vrouw die haar schoonheid en seksualiteit gebruikt om mannen te verleiden en in het ongeluk te storten. Een femme fatale is typisch stijlvol, arrogant, sterk, seksueel onafhankelijk, intelligent en heeft een laag beeld van mannen. Femmes fatales worden vaak geportretteerd met extreem lang haar. Dit konden ze gebruiken om de mannen mee te verstrikken of vast te binden.

                    

Boven, links: Judith I, 1901  -  De associatie van dood en seksualiteit, van Eros en Thanatos, fascineerde Freud en Klimt. En eigenlijk heel toenmalig Europa.
Boven, rechts: Judith II (Salomé), 1909  -  Judith of Salomé?
Het Bijbelverhaal over Judith is een van de weinige uit de Bijbel waarin de vrouw machtiger is dan de man. Judith hakt het hoofd af van Holofernes. Veel kunstenaars hebben zich laten inspireren door dit dramatische verhaal. Salomé veroorzaakte de onthoofding van Johannes de Doper. Ook zij was een voorbeeld van een femme fatale.

 

Het schilderij ‘Adčle Bloch-Bauer I’ is een ander topwerk uit dezelfde periode. Het is een werk van 138 x 138 cm. Klimt heeft er zeker drie jaar aan gewerkt, tussen 1904 en 1907. Hij maakte honderden schetsen en verwerkte er echt goud in.
Zestig jaar lang was dit schilderij het uithangbord van een Galerie in Wenen. Het schilderij viel echter onder de ‘Nazi-roofkunst’, omdat het van de joodse eigenaren was ontvreemd. Na een jarenlange juridische strijd moest de Oostenrijkse overheid het kunstwerk terug te geven aan de rechtmatige erfgenamen.
De erfgenamen van de familie Bloch-Bauer, waaronder Maria Altman, verkochten het schilderij vervolgens in juni 2006. De verkoopprijs was op dat moment het hoogste bedrag dat iemand ooit voor een schilderij had betaald. In november 2006 werd een zogenaamde dripping van Jackson Pollock voor een nog hoger bedrag verkocht. De bedragen die inmiddels voor beroemde kunstwerken werden betaald, rezen de pan uit.

     
Dood en Leven, rechts detail

Tijdens zijn laatste levensjaren concentreerde Klimt zich op vrouwenportretten.  Degenen die het werk van Klimt omarmen doen dit meestal vanwege hun fascinatie voor Klimts hoofdthema: (de schoonheid van) vrouwen. Daarnaast schilderde hij vooral landschappen en erotische allegorieën. Een van die latere werken is ‘Dood en Leven’. Hij begon in 1908 met dit werk, het jaar van de Kunstschau in Wenen, die hij mede had georganiseerd. Hij voltooide het schilderij pas in 1915. Het is eveneens een werk uit zijn Gouden Fase. Het is een groot schilderij, 178 x 198 cm. Het bevindt zich nu in het Leopold Museum in Wenen.
De thema's Vrouwen, Leven en Dood stond centraal in zijn tijd en werd ook omarmt door schilders als Oskar Kokoschka, Edvard Munch en Egon Schiele.

   
Links: Portret van Amalie Zuckerkandl 1917/1918 - in Belvedere, Wenen, 
rechts: Portret van Fritza Riedler, 1906

De drie levensfasen van de vrouw, 1905
 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

 

CHRISTIAN SCHAD

 

Christian Schad (Miesbach, 21 augustus 1894 - Stuttgart, 25 februari 1982) was een Duits kunstschilder en fotograaf. Hij wordt voornamelijk gerekend tot de stroming van de Neue Sachlichkeit.


Sonja, 1928

Zijn werk is over de hele wereld in toonaangevende collecties vertegenwoordigd. De koele uitstraling, het gladde oppervlak, de erotische lading en opvallend grote ogen van de geportretteerden als ‘spiegels van de ziel’ hebben zijn portretten tot iconen van de jaren ’20 gemaakt. Zowel de decadentie als het unheimliche van de roaring twenties heeft de Duitse kunstenaar als geen ander weten te vangen. Minder bekend, maar tevens hooggewaardeerd, is zijn door het kubisme en dadaďsme beďnvloede vroege werk. Schad is een van de uitvinders van het fotogram, door de dadaďst Tristan Tzara ‘schadografie’ genoemd, een techniek waarbij objecten op fotopapier worden gelegd en direct – dus zonder camera – worden belicht. Deze werken waren een voorbeeld voor tijdgenoten als Man Ray, László Moholy-Nagy en El Lissitzky en inspireren tot op de dag van vandaag talloze kunstenaars.

 
Maika, 1929

Ten tijde van het naziregime leefde Schad een teruggetrokken leven en trachtte hij met conservatieve, zachtgetekende portretten geld te verdienen. Een van die portretopdrachten voerde hem in 1942 naar Aschaffenburg in het noordwesten van Beieren, waar hij tot aan zijn dood, veertig jaar later, zou blijven wonen. Het grotendeels onbekende werk dat daar in de jaren ’50 ontstond, heeft abstraherende kenmerken. In die jaren betrad hij – met grafische middelen en het gebruik van Resopal als drager – onbekend terrein.
Zijn werk uit de jaren ’60 en ’70 bestempelde Schad zelf als magisch realisme. Hierin werd de door Schad meesterlijk beheerste realistische schilderkunst verrijkt met vervreemdende elementen. Uit deze werken, die zijn ontstaan in de tijd van internationale kunststromingen als pop art en fotorealisme, blijkt dat de zeventigplusser met zijn tijd meeging. Maar ook in zijn herbezinning op dadaďstische technieken en uitdrukkingsvormen vertoont Schad interessante overeenkomsten met jonge kunstenaars uit die tijd.

Na de Tweede Wereldoorlog was naturalistisch schilderkunst in West-Duitsland uit den boze – zo kort na de ervaringen met het totalitarisme dienden de kunstuitingen van een democratische samenleving abstract te zijn. Daarom genoot Schad destijds in de DDR, waar zijn werk al in 1956 werd tentoongesteld, meer bekendheid. Ondanks zijn lange leven heeft Christian Schad zelf maar weinig kunnen profiteren van zijn late ontdekking en de groeiende waardering voor ook zijn late werk.

Kenmerkend voor deze periode in het werk van Schad is de bewegingloosheid van de afgebeelde personen. Met de ongekend nauwkeurige weergave van de huid maar vooral ook de koele blik van de geportretteerden bereikt Schad drastische schildermethode hier zijn hoogtepunt. Hoewel er nog steeds veel aandacht aan de ogen is besteed, overheerst de onbewogen afstandelijkheid, zonder emotie, met de blik strak op de beschouwer gericht. Agosta, een medische rariteit, vertoonde zich op de kermis Onkel Pelle in de Berlijnse wijk Wedding. Met zijn gedeformeerde borstkas werd hij aan de studenten van de Berlijnse universiteitskliniek Charité gepresenteerd. In het theater waar Agosta optrad, vertoonde ook de zwarte Rasha haar kunsten met een boa constrictor. Ze was, anders dan vaak wordt beweerd, niet de echtgenote van Agosta.

Schad was zeer geďnteresseerd in de weergave van karakteristieke types en deze hebben dan ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan Schads betekenis voor de kunst van de nieuwe zakelijkheid: hij toont hun lichamelijke afwijking op zeer realistische wijze. Tegelijkertijd beschermt hij de kwetsbaarheid van de geportretteerden door hun ziel verborgen te houden en hun lichaam te voorzien van een volkomen smetteloze, ongenaakbare huid. Zo, opgetild uit hun dagelijkse beslommeringen, zijn ze onaantastbaar. Van dit schilderij, in 1929 gemaakt in Berlijn, bestaan twee houtskooltekeningen uit hetzelfde jaar met dezelfde modellen, die Schad waarschijnlijk ter plekke heeft vervaardigd.

 
Zelfportret met model, 1927

Zelfportret met model is een van de beroemdste exponenten van de nieuwe zakelijkheid. Het verbeeldt op unieke wijze het illusieloze denken dat in deze tijd in zwang raakte. Schad toont zich hier niet, zoals wellicht voor de hand zou liggen, als kunstenaar maar als hoofdrolspeler in een provocerende enscenering. Hij heeft zichzelf afgebeeld in zittende pose met op de achtergrond een naakte vrouw, kennelijk net na de geslachtsdaad. Hij onderwerpt zich zonder mededogen aan zijn eigen blik. Zijn doorzichtige groene hemd fungeert als een beschermend omhulsel en in zijn zelfverliefdheid zoekt hij nadrukkelijk geen contact met de vrouw. Het doorzichtige hemd maakt deze indruk nog sterker dan wanneer hij volkomen naakt zou zijn. Lichamelijkheid en ontoegankelijkheid worden daarmee in gelijke mate zichtbaar gemaakt. De blik van de kunstenaar is argwanend, de stemming onderkoeld. Beiden hebben elkaar niets te zeggen. Zijn lichaam is naar rechts gedraaid, het hare naar links: het lijkt of ze zich met opzet van elkaar afwenden.


detail

Tussen hun beider hoofden zweeft een narcis, mogelijk een symbool voor het narcisme van beide figuren. De vrouw draagt haar donkere haar in een pagekapsel met zijscheiding. Zij symboliseert een type vrouw dat in de jaren ’20 grote populariteit genoot: niet buitengewoon aantrekkelijk maar ook niet afstotelijk. Haar linkerwang is bedekt met een sfregio, een litteken van een wond die jaloerse Zuid-Italiaanse mannen hun vrouwen toebrachten. Schad kende dit fenomeen uit Napels. De achtergrond van het schilderij wordt gevormd door het schaduwsilhouet van een stad met donkere hemel en schoorstenen. De ruimte krijgt door het ontbreken van onderlinge verbanden een irreële lading.  Het overdreven accent op de afzonderlijke details, de scherpe afbakening van de verschillende onderdelen en de strenge lineariteit creëren de onwerkelijke, glazen sfeer die zo kenmerkend is voor Schads kunst uit deze tijd en die in dit portret culmineert.

 

 Naoorlogse werken

Schads naoorlogse werk is relatief onbekend gebleven. De periode begint met een stilistische breuk ten opzichte van de jaren ’40 en aandacht voor internationale voorbeelden. Schads werk vertoont nu de sporen van zijn vriendschap met Francis Picabia, zijn verering voor Jean Cocteau en Pablo Picasso, en van het feit dat hij een tentoonstelling met werk van Ernst Ludwig Kirchner samenstelde. In de DDR geniet Schad grote bekendheid en een aantal Oost-Duitse kunstenaars beschouwt zijn portretten als exemplarisch. Een post aan de kunstacademie van Oost-Berlijn wijst hij echter af. Eind jaren ’60 ontstaat een tot nog toe ongepubliceerde reeks collages, die verwantschap met de pop art vertonen. Ook zijn sterk vereenvoudigde houtsneden van de late jaren ’60 en vroege jaren ’70 liggen in het verlengde van de Amerikaanse pop art en toegepaste grafiek.

 


Pavonia, 1966

Op papier experimenteert Schad nog altijd graag, maar de weinige schilderijen die in de laatste twee decennia van zijn leven ontstaan (zo’n één ŕ twee per jaar)  blijven de realistische schildertrant trouw. In de jaren ’60 keert hij terug naar het magisch realisme en sluit hij ook thematisch bij zijn Berlijnse tijd aan. Nu ontstaan doeken als Engel in de chambre séparée en  Pavonia , die symbolisch naar het seksleven van de bohčme verwijzen. Deze late schilderijen overtreffen het werk uit de jaren ’20 nog in klaarheid en doen juist daardoor tergend gladjes aan. Schads geheel eigen portretstijl, zijn op de oude meesters georiënteerde schildertechniek, de bedrieglijk echte weergave van huid en de latente erotiek, weten kunstenaars tot op de dag van vandaag te inspireren.


Bettina, 1977

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

 

CHARLEY TOOROP

  1940
 

 
                  
 

Charley Toorop (Katwijk, 1891 — Bergen (Noord-Holland), 1955) was een Nederlandse schilderes en lithograaf.
Zij is de dochter van Jan Toorop. Haar zoon Edgar Fernhout werd eveneens kunstschilder. Haar andere zoon, John Fernhout, werd filmer.

Jeugd
De jeugd van Charley Toorop werd overschaduwd door de crises die het huwelijk van haar ouders vanaf het begin kenmerkten. Haar vader Jan Toorop, die in 1858 op Java was geboren uit een Europese vader en een moeder van Chinees-Brits-Indische afkomst, trouwde in  1886 met de uit een gegoede Engelse familie geboren Annie Hall. Het overlijden van hun eerste kind in 1887 bracht een verwijdering teweeg tussen de echtelieden. De geboorte van hun dochter Charley in 1891 veranderde daar weinig aan. Na een verblijf in Katwijk, waar het gezin Toorop vanaf 1899 de voor hen door bouwmeester H.P. Berlage gebouwde villa 'De Schuur' bewoonde, vertrok Annie Toorop in 1902 met haar dochtertje naar Engeland. Daar werd ze rooms-katholiek. In 1905 bekeerde ook vader Jan Toorop zich tot dit geloof.
Charley had een muzikale aanleg en leek voorbestemd om een loopbaan als violiste te volgen. Haar beide ouders stimuleerden haar daarin. De vioollessen die haar moeder haar tijdens het verblijf in Engeland liet geven werden in 1903 nog voor korte tijd voortgezet in Parijs, maar nadat moeder en dochter naar Nederland terugkeerden, en in 1905 opnieuw bij Jan Toorop introkken, werden deze vioollessen afgebroken en volgde voor Charley een zangstudie in Amsterdam, waar de Toorops gedurende de wintermaanden verblijf hielden. Diverse bekende musici musiceerden bij de Toorops aan huis. Door de vriendenkring van haar vader leerde Charley ook beeldende kunstenaars kennen.

Titel en jaartal onbekend

Kubisme
Vanaf 1905 verbleef Jan Toorop 's zomers vaak in Domburg om er te werken. Hij was er het middelpunt van een kunstenaarskolonie en liet binnen- en buitenlandse kunstenaars in een door hem ingericht kunstzaaltje exposeren. Zo kwamen contacten met o.a. Piet Mondriaan en Jacoba van Heemskerck tot stand. In deze omgeving begon ook Charley zich op het schilderen toe te leggen; in 1911 stelde zij luministisch getinte werken in de kunstzaal van haar vader ten toon. In dat zelfde jaar werd het Frans kubisme door de 'Moderne Kunstkring' in Nederland geďntroduceerd met werken van o.a. G. Braque, Pablo Picasso, A. Derain en H.Y.G. le Fauconnier; Charley Toorop nam aan deze tentoonstelling in Amsterdam deel met luministische schilderijen en kwam zo in aanraking met het kubisme. Deze vormentaal miste haar uitwerking niet op haar werk en gaf haar impulsen tot een nieuwe wijze van werken, waarbij - meer dan de formele kwaliteiten van het kubisme - het verlenen van inhoud en expressie aan haar voorstellingen vooropstond.

 

Oude vrouw, 1915

Antroposofie
Inmiddels was er een breuk ontstaan met haar ouders toen zij een relatie aanging met de protestants-christelijke filosofiestudent Henk Fernhout, met wie Charley in 1912 in het huwelijk trad. Hun eerste kind , de latere schilder Edgar Fernhout, wordt in Bergen geboren. De mystieke inslag in het karakter van Charley Toorop - geërfd van haar halfoosterse vader en gevoed door de theosofische en antroposofische ideeën uit de Domburgse kring rondom Marie Tak van Poortvliet - kwam tot uiting in de vroege portretten van haar kinderen Edgar (geb. 1912), John (geb. 1913) en Annie (geb. 1916), die uitgebeeld werden met een uitstraling van hun aura. In plaats van een precieze omschrijving van hun uiterlijk te geven streefde Charley Toorop ernaar uitdrukking te geven aan het wezen van haar kinderen: de expressie van het niet-zichtbare.

Expressionisme
Het vroege werk van Charley Toorop stond onder invloed van het expressionisme. Haar grote voorbeelden waren o.a. de schilders van Der Blaue Reiter, zoals Kandinsky, wiens werk Charley zag op een tentoonstelling.  Charley onderzocht de mogelijkheden van het expressionisme: zij begon in haar werk vormen te vereenvoudigen en te experimenteren met kleuren. In deze periode schilderde ze vooral landschappen, portretten en zelfportretten.

Bergense School
Toen haar huwelijk met Fernhout in 1917 op een mislukking was uitgelopen vertrok zij, na een kort verblijf in het kunstenaarshuis Meerhuizen te Amsterdam, naar het Noord-Hollandse Schoorl. Sedert enkele jaren had zich daar rondom Le Fauconnier een groep schilders gevestigd (de zg. 'Bergense School') met o.a. Leo Gestel, Dirk Filarski, Matthieu en Piet Wiegman, die een van het kubisme afgeleide expressionistische schildertrant huldigden met vereenvoudigde vlakken, zware contouren en donkere kleuren, die zijn weerslag had op het werk van Charley Toorop in deze jaren

Sociaal realisme
Mede onder invloed van een reis naar de Belgische mijnstreek de Borinage in 1920, in het voetspoor van Vincent van Gogh, werd haar benadering van de onderwerpen persoonlijker en kreeg haar kunst een sociaal-realistische inslag. Daarbij ging zij in toenemende mate werkelijkheidsgetrouw schilderen, waarbij de verworvenheden van het kubisme en het expressionisme ondergeschikt gemaakt werden aan een zware plastische vormgeving en een steeds meer op de werkelijkheid afgestemd kleurgebruik.
In 1922 betrok zij haar door architect Piet Kramer ontworpen huis 'De Vlerken' aan de Buerweg te Bergen (Nh), waar zij - met tussenpozen - tot aan haar dood zou blijven wonen. Vanaf 1924 bracht zij de zomers meestal door in Westkapelle op Walcheren, waar zij steeds weer uit de boerenbevolking haar onderwerpen koos, die zij in haar zelf ontwikkelde expressieve sociaal-realistische manier van schilderen op het doek bracht: in plaats van een esthetische benadering van de personen die ze schildert, krijgt de uitbeelding van de realiteit van maatschappelijke situaties voorrang: zij schilderde typen, geen karikaturen, en gaf daarmee haar visie op de sociale realiteit.

             

Titel en jaartal onbekend                                                                         Zelfportret 1922

In 1926 trok ze naar Amsterdam, waar haar schilderkunst invloed onderging van de film. Frontaal geschilderde figuren staan afzonderlijk naast elkaar, alsof ze door lampen op een filmset zijn uitgelicht. Haar stillevens vertonen verwantschap met het synthetisch kubisme van Juan Gris.

          

compositie met naakt, 1927                                                                        Zelfportret, 1928

Anarchisme
Na haar huwelijk met de anarchistisch ingestelde Henk Fernhout was haar belangstelling voor het anarchisme gewekt, een belangstelling die nog gevoed werd door het contact met de filmer Joris Ivens, die zij als mede-initiatiefneemster voor de oprichting van de Film Liga in 1927 in Amsterdam ontmoette. Haar relatie, vanaf 1928, met Arthur Lehning, oprichter en hoofdredacteur van het nieuwe avant-garde tijdschrift "i 10" (1927-1929), wees haar de weg naar de meer theoretische achtergronden van het anarchisme. Overigens had zij al vóór 1930 belangstelling gekregen voor het socialisme; in 1930 nam zij - samen met o.a. Peter Alma en Gerrit Rietveld - deel aan de tentoonstelling Socialistische Kunst-Heden in het Stedelijk Museum te Amsterdam.

        

Stilleven met bloemen en vruchten, 1927                           Zelfportret met drie kinderen, 1929

In het stilleven met bloemen zie je de invloed van de Nieuwe Zakelijkheid. Toorop keerde terug naar het klassiek-figuratieve schilderen, maar dit schilderij heeft ook kubistische elementen.
De compositie zelfportret met drie kinderen doet denken aan de heroďsche beeldtaal uit die tijd, bijvoorbeeld in affiches voor Russische realistische films.

Realisme
Eind jaren twintig, begin jaren dertig veranderde Charley Toorop´s stijl van schilderen in een min of meer  expressief, realistische stijl, waarin ze vooral arbeiders, boeren en gewone mensen schilderde. Vanaf de jaren '30 schilderde ze veel vrouwenfiguren, ook naakten en zelfportretten in een krachtige, realistische stijl.

Vrouwenfiguren, 1931-'32

    

Zelfportret 1932-'33                                                            Zelfportret 1934

In 1932 heeft Charley Toorop het interieur van de door haar ontworpen en in 1921 door Piet Kramer gebouwde en ingerichte gebouwde atelierwoning  "De Vlerken" aan de Buerweg 19 in Bergen (Noord-Holland)vervangen door een Rietveld-interieur. Dit huis was een ontmoetingsplaats voor een bijzondere kring van kunstenaarsvrienden:  Piet Mondriaan, Adriaan Roland Holst en Gerrit Rietveld maakten er deel van uit.

Crisistijd
De economische crisis die zich met de beurskrach van New York in 1929 aankondigde, had ook in de kunstwereld grote gevolgen. Kunstenaars konden zich nauwelijks meer bedruipen. Charley Toorop legde zich toe op beter verkoopbare genres. Ze schildertde vooral stillevens en was voortdurend op jacht naar portretopdrachten.
In 1933 kwam Adolf Hitler in Duitsland aan de macht. Het kunstenaarsverzet mobiliseerde zich in protestdemonstraties waaraan ook Toorop deelnam. In Nederland ontstond belangstelling voor het culturele erfgoed dat dreigde te verdwijnen...  Het Meertensinstituut werd in 1930 opgericht om gebruiken, spreekwoorden en gezegden te onderzoeken en beschrijven. In de schilderkunst was er hernieuwde belangstelling voor de “Gouden’ 17de eeuw.

Maaltijd der vrienden, 1932-1933

De geportretteerde mensen representeren maar in zeer beperkte mate de kunstenaarskringen waarin Toorop zich beweegt. Het is Toorop er vooral om te doen om een groepsportret te maken in de traditie van de Hollandse 17de eeuwse schuttersstukken. Toorop schilderde hier o.a.  haar kinderen, Gerrit Rietveld, Pyke Koch en Adriaan Roland Holst.

In 1932/1933 ontstond de Maaltijd der vrienden , een samengesteld groepsportret van de vrienden in haar huis, dat door Gerrit Rietveld gemoderniseerd was. De naderende oorlog en persoonlijke problemen versomberden haar leven, hetgeen in haar portretten een neerslag vond. De oorlogstijd met evacuatie uit haar atelier in Bergen, haar bezorgdheid voor haar voormalige joodse schoondochter, die met John getrouwd was geweest, haar weigering om lid van de Kultuurkamer te worden, maakten haar depressief.

 

Portret Nicoline, Gertruide en Josina de Wolff Peereboom, 1938

 

Portret Mevr. L. Rademacher Schorer, l. 1929, r. 1939-'40

Clown, 1940-1941

De clown heeft daadwerkelijk geposeerd. Hij had in het circus in Rotterdam gewerkt. Bij het bombardement op de stad was hij alles kwijtgeraakt. Hij vluchtte naar Bergen. Voor Toorop belichaamde hij de absurditeit van de oorlog. Foto’s die Eva Besnyö van het verwoeste Rotterdam maakte, gebruikte zij voor de achtergrond.

 

Zelfportret met wintertakken, 1944-'45

Ook na 1945 zag zij gevaren in de kracht van een groeiend fascisme en in de macht van de katholieke kerk: meer en meer vatte zij sympathie op voor het communisme en ten slotte werd zij, in 1947, lid van de Communistische Partij van Nederland.

De drie generaties, 1941-1951

Haar laatste grote schilderij, de Drie Generaties, werd tussen 1941 en 1951 geschilderd. Zij beeldde daarin drie schilderskarakters uit: haar vader Jan Toorop - in de vorm van een bronzen kop door John Rädeker -, haar zoon Edgar en zichzelf.  Een doek, waarin ze waarheidsliefde en symboliek verenigde.

Dit is Toorop’s laatste zelfportret, dat ze enkele maanden voor haar dood voltooide. Toorop schilderde zichzelf hier niet en-face, zoals ze gebruikelijk deed.

 

Zelfportret, 1954-1955

Charley Toorop schiep een eigenzinnig, zelfbewust en sociaal bewogen oeuvre.
Ze overleed op 5 november 1955 in haar huis in Bergen met een laatste doek: 'Rozen in herfst' onafgemaakt op de ezel.
Belangrijk werk van haar is o.a. te zien in het Kröller-Müller Museum te Otterlo.

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

 

MATTHIAS WEISCHER

In 2008 bezochten we de tentoonstelling van interieurs van Matthias Weischer in het Haags Gemeentemuseum.Matthias Weischer (1973, Elte, Westfalen) werd eind jaren negentig bekend als een van de voornaamste representanten van de Neue Leipziger Schule. Weischer verbleef o.a. tijdelijk in het Villa Massimo te Rome.


 

Matthias Weischer studeerde van 1995 tot en met 2003 aan de Hochschule für Grafik und Buchkunst in de Oost-Duitse stad Leipzig, waar hij onder invloed stond van Neo Rauch en onder andere David Schnell ontmoet. Spoedig ontstaat een groep gelijkgestemde kunstenaars die al snel bekend wordt als de Neue Leipziger Schule. De kunstenaars die tot deze groep gerekend worden vallen vooral op door hun schilderijen met een theatraal karakter op groot formaat doek.

          

De schilderijen van Weischer kenmerken zich door verweerde interieurs die soms doen denken aan vervlogen tijden. De kamers zijn vaak ingericht als theaterdecors, waarbij Weischer een variëteit aan objecten op een ongebruikelijke manier combineert. Dit heeft een vervreemdend effect.
Bij het kijken naar deze schilderijen vallen Weischer's fascinatie voor kleur, vorm , compositie en structuur op.

Zijn deze kamers ooit echt bewoond geweest? Of zijn ze ontsproten aan de fantasie van Matthias Weischer? Hij laat zich voor deze doeken inspireren door illustraties uit cultuurhistorische boeken of interieurtijdschriften uit de jaren vijftig en zestig.

 

Lounge 2005, Matthias Weischer

Onder invloed van zijn verblijf in het Villa Massimo in Rome in 2007 zijn interessante veranderingen waar te nemen. In de meest recente schilderijen, die van een opmerkelijk kleiner formaat zijn, beeldt hij veelal schaars ingerichte ruimtes af. Zijn kleurgebruik doet denken aan oude Italiaanse fresco’s waarbij kleuren als lichtblauw en roze de boventoon voeren. De schilderijen worden steeds vrijer, intuďtiever en spontaner opgezet. De grote hoeveelheid aan objecten is vervangen door een enkele boomstam, een kleed of een schedel. Niet de foto’s uit tijdschriften vormen het uitgangspunt, maar een zelfgebouwd toneel dat Weischer in zijn kamer maakte om er steeds nieuwe composities op uit te proberen. In een paar jaar tijd heeft Weischer zich op een onvoorziene manier ontwikkeld; de perfect doordachte schilderijen zijn vervangen door los opgezette doeken, de complexe grote composities zijn verworden tot kleine poëtische voorstellingen.

 

Trousers 2005, Matthias Weischer

 

                        

                                                                       Pipe 2007, Matthias Weischer

 

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

 

GRANT WOOD


Woman with plants, 1929


Grant Wood (1891-1942)

Wood woonde en werkte het grootste deel van zijn leven in Iowa, waarbij hij de meeste van zijn onderwerpen uit zijn directe omgeving en persoonlijke ervaring putte. Maar het zijn niet enkel primitieve afbeeldingen van het dagelijks leven. Zijn kunst lijkt ons ook een verhaal te vertellen en maakt dat het eenvoudige leven ertoe doet. Het is iets wat we algemeen en wereldwijd herkennen.
De kunst van Wood omvat daarnaast ook humor en ironie. En hijzelf?
Op de meest populaire foto’s zie je hem als een vriendelijke, huiselijke man, gekleed in een overall. Hij lijkt daarop op de buitenmens die hij graag afbeeldde. Maar in werkelijkheid was hij veel kosmopolitischer. Hij reisde meerdere keren naar Europa, studeerde aan een Académie in Parijs en aan het Art Institute van Chicago, en was bevriend met vele vooraanstaande intellectuelen van zijn tijd.

Jeugd
Grant Wood werd in 1891 geboren op een boerderij dichtbij het stadje Anamosa, Iowa, als de tweede van vier kinderen. De eerste tien jaar van zijn leven bestonden voornamelijk uit de dingen die hij later zou gaan schilderen: het boerenleven, het wisselen van de seizoenen, dorpsschooltjes, en de mensen die hier op het platteland leefden en werkten. Het soort leven dat talloze mensen in Iowa leidden sinds de staat omstreeks 1840 werd gesticht. Die jeugdervaring en Wood’s herinneringen eraan vormden de basis voor zijn beelden als volwassene. Er zijn een aantal boeken over zijn jeugd verschenen.

     
Links: Appraisal, 1931    Rechts: Boy milking cow, 1932

Toen zijn vader onverwachts stierf toen de jongen tien was, verhuisde mevrouw Wood met haar kinderen naar het dichtbij gelegen Cedar Rapids. Een stadje met ongeveer 45.000 inwoners, dat buitengewoon trots was op het feit, dat het een van de grootste graanfabrieken van de Verenigde Staten had. (nu Quaker Oats)
Die verhuizing zorgde voor grote veranderingen in Wood’s leven. Hij nam meer zorg voor het gezin op zich, ging naar scholen in de stad en was omringd door veel meer mensen dan voorheen, op de boerderij. Maar Cedar Rapids was, net als menig stadje uit het Middenwesten in die tijd, een plaats met achtertuinen, hokken met kippen, schuurtjes met paarden en koeien. Deze elementen uit het leven in een kleine stad zouden ook belangrijke onderwerpen worden voor Wood’s latere kunst.
Zoals dit: Spring in town, 1942:



Zijn belangstelling voor tekenen en schilderen begon al heel jong en toen hij veertien was, besloot hij om kunstenaar te worden. Hij volgde na de middelbare school een zomercursus aan de School voor toegepaste kunst en ambacht in Minneapolis (1911/12). Hij werd leraar, gaf les en verhuisde in 1913 naar Chicago, waar hij een winkel voor sieraden opende.
In 1917 bouwde hij een bungalow voor zijn moeder.
Van 1919-1925 gaf hij lessen over kunst in Cedar Rapids. Ook maakte hij in opdracht van lokale bedrijven wandschilderingen en portretten.


The coil welder (lasser), 1925

Europa
In 1920 reisde hij naar Parijs. Daar schilderde hij stadsscčnes en ook het omringende landschap, in een impressionistische stijl.
In 1923/24 onderbrak hij het lesgeven nogmaals om opnieuw naar Europa te reizen. Dit keer naar Frankrijk en Italië.
Hoewel hij in Parijs aan de Académie Julian heeft gestudeerd, lijken de Europese kunststromingen hem weinig te hebben beďnvloed. Blijkbaar had hij weinig interesse in de moderne bewegingen in de Europese kunst van dat moment, want hij bleef doorgaan met hetzelfde soort onderwerpen als voorheen, geploegde velden, tuinen, schilderachtige huizen enz., in een impressionistische stijl.
Later is hij nog twee keer in Europa geweest, in 1926 in Parijs en in 1928 in München. Het opmerkelijke is, dat hij blijkbaar wel geďnteresseerd was in andere culturen en kunststijlen, maar dat het zijn keuze van onderwerpen of manier van schilderen maar in geringe mate beďnvloedde. Als een verloren zoon keerde hij naar huis terug om zich te wijden aan zijn vertrouwde onderwerpen, in z’n eigen stijl. De enige verandering die zich misschien onder westerse beďnvloeding heeft voorgedaan is de overgang naar een minder impressionistische, meer realistische stijl. In München heeft hij immers kennisgemaakt met schilderijen van Hans Memling en Rogier van de Weyden.
Wat mij opvalt is, dat de Europese kunstkenners deze beďnvloeding zien en benadrukken, veel meer dan de Amerikaanse. Althans, voor zover ik artikelen en boeken over Wood heb gelezen.

Grant Wood was gedurende zijn leven niet alleen schilder. Naast schilderijen en muurschilderingen heeft hij o.a. boekillustraties, gebrandschilderde ramen en interieurs ontworpen.


Grant Wood, Sultry night, 1937
Litho

Regionalisme
In 1934 werd hij een permanent lid van de faculteit aan de universiteit in Iowa City. Hij werkte aan muurschilderingen voor de Iowa State University bibliotheek in Ames. Hij gaf lezingen en bevorderde Regionalisme en de oprichting van regionale kunstcentra. Hij werd door Time magazine uitgeroepen tot een van de toonaangevende kunstenaars in Amerika, waarbij in het artikel de Regionalistische weerstand tegen het vreemde, Europese modernisme werd verheerlijkt als een 'wending in het tij van artistieke smaak in de VS '.


Spring in the country, 1941

Hij had sterke theorieën over kunst en haar rol in de samenleving en was een uitgesproken woordvoerder voor het belang van regionale identiteit binnen de nationale cultuur en de betekenis van het plattelandsleven in Amerika, ideeën die in het begin van de jaren dertig buitengewoon invloedrijk waren. Deze overtuigingen, in combinatie met zijn representatieve picturale stijl en openlijke focus op het Middenwesten (Midwest), zorgden voor nationale aandacht. Maar zijn regionalistische agenda en beelden zorgden ervoor dat Wood steeds meer op gespannen voet met de kunstwereld kwam te staan. Die kunstwereld was inmiddels meer geďnteresseerd in avant-gardistische trends, afkomstig uit kosmopolitische en internationale centra.


February, 1937
litho

Kort na Woods vroegtijdige dood in 1942, terwijl velen de suggestieve schoonheid en scherpzinnige inzichten van zijn werk nog prezen, beschuldigden sommige critici zijn kunst als 'gevaarlijk' en zelfs 'fascistisch'. De intensiteit van het debat getuigt misschien juist wel van de kracht van Woods kunst en ideeën.
De regionalistische ideeën die Wood onderscheidden, waren niet uniek. De jaren twintig en dertig werden in Amerika gekenmerkt door een wijdverbreide 'obsessie met het Amerikaanse’. En bij Wood waren ze een natuurlijk uitvloeisel van zijn opvoeding, artistieke opleiding en zijn persoonlijke identiteit.

‘American Gothic’ (1930) is hiervan een kenmerkend voorbeeld en een van zijn meest beroemde werken. De titel verwijst naar het gotische venster in het houten huisje, de hooivork benadrukt dit nog. Het is een bestaand huis, in werkelijkheid heel klein. Wat mij van dit werk het meest aanspreekt zijn de beide personen, die ietwat strenge vrouw en de ernstige man. Hun gelaatsuitdrukking en hun kleding. Een boer met zijn dochter (!). Volgens Wood moest het Amerika weergeven. Een land dat de offers die nodig zijn om het te behouden meer dan waard is.


American Gothic, 1930

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------   terug  ----

----

SCHILDERS, kort

 A  -  B  -  C  -  D  -  E  -  F  -  G  -  H  -  I  -  J  -  K  -  L  -  M  -  N  -  O  -  P  -  R  -  S  -  T  -  U  -  V  -  W  -  XYZ

A

 
   
   

B

top

Bacon, Francis

Francis Bacon (Dublin 1909 - Madrid 1992)
is een schilder van portretten, waarbij het gezicht of lichaam vaak misvormd is.
Bacon kwam na een slechte jeugd in 1927 in Berlijn terecht, wat op dat moment het centrum van kunst en architectuur was. Hier volgde Bacon een opleiding tot binnenhuisarchitect. Hij ging meubels maken in de stijl van Le Corbusier, maar besloot korte tijd later om schilder te worden. In Parijs zag hij o.a. tekeningen van Picasso en deze hadden een grote invloed op Bacon.
De geportretteerden in zijn werk zijn vaak eenzame, wanhopige en depressieve personen die in een chaotische wereld leven.
 
Baertling, Olle Olle Baertling (Zweden, Halmstad1911- Stockholm 1981)
is een van de belangrijkste Zweedse constructivisten. Hij maakte geometrische composities in primaire kleuren, die invloed van Mondriaan tonen.
 
Bakst, Léon-Nikolajewitsj Léon Bakst (St.-Petersburg 1866 - Parijs 1924)
is het pseudoniem van Lev Samojlovitsj Rozenberg.
Tussen 1901 en 1910 schilderde Bakst vele portretten. Vanaf 1908 werkte hij voornamelijk als decorontwerper, o.a. voor de in Parijs gevestigde Les Ballets Russes, die onder leiding van Diaghilev door Europa trokken. Hij ontwierp decors voor Cleopatra, Scheherazade en Daphnis en Cloë en werd hiermee een van de populairste kunstenaars van Europa.
Zijn decorontwerpen hadden een grote invloed op de mode en het interieurontwerp.
 
Balla, Giacomo

Giacomo Balla (Turijn 1871 - Rome 1958)
was een Italiaans schilder en een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Futurisme.
De beweging speelt een belangrijke rol in zijn werk. Dit brengt hij tot uitdrukking in zijn schilderijen door achtereenvolgende fasen van beweging te vangen in elkaar overlappende beelden. Hij maakt daarbij gebruik van elementen van het sinthetisch Kubisme.
 
   
   

C

top

Chagall, Marc Marc Chagall (Vitebsk 1887 - Saint-Paul-de-Vence 1985)
was een Frans-Russische kunstenaar. Hij maakte boekillustraties, o.a. voor Gogols Dode Zielen , ontwerpen voor theaterdecors en kostuums, voor glasramen (kathedraal van Metz), mozaďeken en wandtapijten (parlement Jeruzalem), beeldhouwwerk en keramiek. Hij was dus een zeer veelzijdig kunstenaar. Maar in de eerste plaats was hij schilder.
Herinneringen aan zijn Russische jeugd, zijn (chassidisch) joodse opvoeding, spelen vanaf het begin een rol in zijn werken. Een voorbeeld hiervan is Ik en mijn dorp uit 1911, dat nu in het Museum of Modern Art in New York te zien is. Zijn werk is te beschrijven als poëtisch-fantastisch.
 
Constable, John


Boat-building near Flatford Mill, 1815

John Constable (Suffolk 1776 - Londen 1837)
was schilder en aquarellist. Hij ontwikkelde zich al vroeg als landschapstekenaar. Het heldere zonlicht bepaalde de tonaliteit van zijn landschappen.
In zijn latere werken toont hij neiging tot romantische bewogenheid.
Zijn kunst werd ondermeer in Frankrijk door de impressionisten gewaardeerd en bestudeerd.
Hij is één van de grondleggers van de moderne landschapschilderkunst.
 
   

D

top

Dali, Salvador

"Wie wil niet liever door geluk dommer worden dan wijzer door schade?"


Geopolitical child

Salvador Dali y Domenech (Figueras 1904 - 1989),
was een zeer veelzijdig kunstenaar. Hij schilderde niet alleen, maar was eveneens tekenaar, etser, filmer, fotograaf, ontwerper van kostuums en decors voor theater, schrijver van o.a. essays.
Zijn vroegste werken tonen al zijn verwantschap met het impressionisme en kubisme.
Rond 1928 zat hij in een zeer experimentele fase. De doeken hebben vaak verschillende texturen, gemaakt met verscheidene verfkunstharsen en een collage van grof zand en grind van dichtbij gelegen stranden.
Een belangrijke periode in zijn werk wordt gekenmerkt door het surrealisme (1929-1940).
De surrealisten werden beďnvloed door de ideeën van Sigmund Freud en Dalí begon zijn eigen angsten en fantasieën te verkennen en legde deze op doek vast.  Ze ontlenen hun effect aan de knappe techniek, en aan de vervreemding die de combinatie van objecten en thema’s teweeg brengt. Tot zijn beroemdste schilderijen behoren Versmeltende Tijd (1931) en Brandende Giraffe (1935).
In 1941 gaf Dalí zijn surrealistische stijl op voor een meer universele artistieke verklaring. Zijn interesse ging van persoonlijke obsessie over op universele thema’s en hij raakte gefascineerd door religie en moderne wetenschap. Dalí keek terug om inspiratie te halen uit de klassieke en renaissancistische kunst. Deze inspiratie deelde hij met Arno Breker, de Duitse beeldhouwer die hij al vanaf zijn Parijse tijd kende en bewonderde. Ook keek hij vooruit naar de wetenschappelijke ontdekkingen van zijn eigen tijd.
Dalí liet zijn oeuvre na aan de Spaanse staat.
Meer info:
 http://www.salvador-dali.org/en_index.html
 
Daniëls, René


Ziag-Zag Zigzag  @ G. Lanting
 

René Daniëls (Eindhoven, 1950)
was tot 1976 student aan de Akademie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in 's-Hertogenbosch.
Daniëls exposeerde voor het eerst te Düsseldorf in 1977. Hij sloot zich aan bij een traditie waarin de nadruk ligt op de relatie tussen taal en beeld, zoals bij Marcel Broodthaers.
Begin jaren tachtig deed René Daniëls mee aan tentoonstellingen als Westkunst in Keulen, Zeitgeist in Berlijn en Documenta 7 in Kassel. Hiermee werd hij een van de bekendste vertegenwoordigers van de nieuwe schilderkunstige tendens die rond 1980 doorbrak, met duidelijk expressionistische trekken. Zijn werk beweegt zich op de grens tussen figuratie en abstractie en heeft vaak een ironische inslag, vooral in de werken die naar het kunst’bedrijf’ verwijzen.
Werken van René Daniëls zijn onder meer te zien in het Van Abbemuseum in Eindhoven, De Pont in Tilburg, het Bonnefantenmuseum in Maastricht  en in enkele buitenlandse musea, zoals de Tate Gallery in Londen.

 
Davie, James Alan

James Alan Davie (Grangemouth, Schotland, 1920)
is een schilder, musicus en lithograaf.
Eind 1930 studeerde hij aan het Edinburgh College of Art.  Davie reisde veel en kwam daardoor in aanraking met andere schilders, zoals Paul Klee, Jackson Pollock and Joan Miró. Maar ook andere culturen lieten hun sporen na in zijn werk. Zo tonen sommige werken zijn affiniteit met Zen. Deze ontstond o.a. na het lezen van ‘Zen in the Art of Archery’(Zen en de kunst van het boogschieten) van  
Eugen Herrigel . Naar aanleiding hiervan probeerde Davie zo automatisch mogelijk te schilderen, waardoor dingen uit zijn onderbewuste naar boven komen. Hij was bovendien gefascineerd door het werk van Carl Jung.
Veel van Davie’s werken zijn ontstaan door boven het schilderij te staan, terwijl het doek of papier op de grond ligt.

 
Disler, Martin


Zonder titel

Martin Disler (Seeuwen 1949 - Genčve, 27 augustus 1996)
is een Zwitsers schilder, tekenaar en dichter. Hij werd rond 1980 internationaal bekend.
Zijn vroege werk bestaat uit grote aantallen vaak minuscuul kleine tekeningen, schetsen en krabbels, waarion hij een eigen vocabulaire van tekens ontwikkelde, vaak vergezeld van poëtisch-filosofische teksten.
Via grote, zwarte tekeningen, waarin dan ook losse lichaamsdelen als 'tekens' figureren, kwam hij tot een zeer persoonlijke schilderstijl die allengs naar een nieuwe vorm van expressionisme voerde.
 

E

top

Eddy, Don


Dumper section XX, afm. 122 x 168, 1970

Don Eddy (Long Beach, Cal. 1944),
een van de belangrijke vertegenwoordigers van het hyper- of fotorealisme.
Hij kiest er vaak voor om in te zoomen op een detail. Als tiener gebruikte Eddy regelmatig de spuitbus om auto’s en surfplanken te versieren. Later duikt hij in de fotografie. Het werk lijkt op een combinatie van beide technieken. Vooral auto's en andere voorwerpen uit de consumptiemaatschappij hebben zijn aandacht.
Hij schildert in een hyperrealistische stijl na van foto’s, waarbij hij een voorkeur heeft voor chromen auto-onderdelen. Hij vindt die interessant omdat ze de omgeving reflecteren waarin de chromen onderdelen zich bevinden.
Werk van hem is te zien op: http://www.doneddyart.com/ 
Ensor, James


Les Masques

James Ensor (Oostende 1860 - aldaar 1949)
was de zoon van een Britse vader. Hij schilderde eerst voornamelijk (zelf-)portretten en interieurs in sombere kleuren. Gaandeweg werd zijn palet helderder, met vaak fraaie, tere pasteltinten.
In de jaren 1880 -1900 ontstonden de vele maskerschilderijen: menselijke gezichten, vervormd tot angstaanjagende, bizarre karikaturale carnavalstronies.
In 1888 schilderde hij zijn hoofdwerk, De intocht van Christus in Brussel, waarin hij de samenleving in zijn tijd bespot.
Zijn beste werk ontstond in de periode 1879 en 1893.
In 1929 werd hij baron. Ensor, die ook etser, tekenaar, schrijver over kunst en toondichter was, heeft invloed uitgeoefend op surrealisten en expressionisten.
 

F

top

Feininger, Lyonel Lyonel Feininger (New York 1871 - aldaar 1956),
Amerikaans schilder en graficus. Hij kwam onder invloed van Robert Delaunay tot het kubisme. De principes van het kubisme maakte hij echter ondergeschikt aan zijn behoefte aan perspectivische vertekeningen om grootsheid of onmetelijkheid te suggereren.
Zijn kleuren en lijnen zijn meestal zacht en teer.
Van 1919 tot 1933, toen zijn werk 'entartet' verklaard werd, doceerde hij aan het Bauhaus.
 
Fetting, Rainer


Indiaan

Rainer Fetting (Wilhelmshaven 1949)
Behoorde met zijn schilderijencyclus Van Gogh und Mauer (1978) tot de koplopers van het schilderkunstig revival, dat eind jaren 70 het picturale en de figuratie terugbracht in de kunst.
Fetting wordt gerekend tot de zogenaamde nieuwe wilden. Fetting werkt in Berlijn en schildert vooral het leven in de stad met de muur, rock-musici, woest tekeer gaande dansers, auto's met koplampen, veel naakt, mannen onder de douche, Indianen. Zijn schilderijen, in felle kleuren, suggereren snelheid, nerveuze jachtigheid, elementaire gevoelens van angst en bedreiging.
Fetting is niet alleen schilder, hij maakt ook etsen en films.
 
Fontana, Lucio Lucio Fontana (Rosario di Santa Fé, Argentinië 1899-nabij Varese 1968)
was een Argentijns-Italiaans schilder, beeldhouwer en kunsttheoreticus.
Hij maakte aanvankelijk polychrome, figuratieve beelden.
Omstreeks 1947 ontwikkelde hij de 'concetti spaziali' (ruimteconcepties): monochroom beschilderde doeken of papieren perforeerde hij met sneden of gaten. Hierdoor wilde hij het platte vlak doorbreken en de compositie met de omringende ruimte verbinden.
Hij bleef ook beeldhouwer (aardewerk, metaal) en maakte environments en installaties met neonlicht.
Zijn betekenis voor de ontwikkeling van de moderne kunst is groot geweest. Met name op groepen als Nul en Zero heeft hij veel invloed gehad.
Werk van deze pionier van de vernieuwende stromingen, die vooral in de jaren 60 van de vorige eeuw traditionele vormen, voorstellingen en opvattingen in de kunst doorbraken,  hangt o.a. in het Folkwang Museum in Essen.
 

G

top

Gentils, Victor Victor Gentils (Ilfracombe, Devon 1919 - 1997 Aalst, België)
Deze zoon van een Franse vader en een Belgische moeder werd in Engeland geboren en  begon als schilder met expressionistische landschappen. Hierna volgden een neo-surrealistische en een abstracte periode.
Eind jaren 50 vond hij zijn persoonlijk uitdrukkingsmiddel in 'sculpturen' van afvalmaterialen, geschroeid of gezandstraald, die hij opnieuw assembleert en ironische titels geeft. Zo gebruikte hij voor zijn Hommage ŕ Mozart (1962) oude pianotoetsen.
Eind jaren 70 begon hij opnieuw te schilderen.
   

H

top

Held, Al Al Held (New York 1928 - 2005)
begon als abstract-expressionistisch schilder.
Hij was echter een van de eersten die zich afwendden van het abstract-expressionisme. Zijn werk daarna, doeken van zeer groot formaat, beschilderde hij met letters, geometrische of stereometrische figuren in acrylverf. Dit werk behoort tot de
hard-edge painting.
Dit is een term voor een schilderwijze die gericht is op de verkenning van kleur en de intensivering van de kleurenwaarneming. Enkele andere vertegenwoordigers van deze schilderwijze zijn Kelly, Stella en Noland.
 
Henkes, Dolf Dolf Henkes (Rotterdam 1903-aldaar 1989)
was een autodidact. Hij werkte in een grote verscheidenheid van stijlen: expressionistisch, surrealistisch, lyrisch, verhalend.
Hij maakte portretten, landschappen, havengezichten, religieuze voorstellingen.
Hij maakte ook monumentaal werk: fresco"s (ondermeer in het Dijkzigtzieknhuis) en ontwierp glas-in-loosramen en hekwerken.
 
Hiroshige, Ando


Zicht op Fuji
 

Hiroshige Ando (Edo 1779- aldaar 1858),
Japans prentkunstenaar en schilder.
Hij maakte ukiyo-e (Japanse houtsnede-druk) prints
Samen met zijn iets oudere tijdgenoot Hokusai is hij de grootste meester van de Japanse landschapschilderkunst in de 19de eeuw. Tot circa 1820 was hij illustrator; daarna ging hij zich toeleggen op het uitbeelden van het landschap.
Zijn werk is verfijnd van lijnvoering en kleur.
Vincent van Gogh was een groot bewonderaar van Hiroshige en heeft een aantal kopieën van zijn werk gemaakt.

Veel afbeeldingen zijn te zien via:

 http://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Hiroshige_Utagawa?uselang=nl#mw-subcategories

   

I

top

   

J

top

   

K

top

   

L

top

Leck, Bart van der


 

Bart van der Leck (Utrecht 1876-Blaricum 1958)
Zijn vroege werk bestond o.a. uit symbolisch getint werk, hij werd onder andere beďnvloed door de Art nouveau en het Impressionisme.
Na 1906 stapte hij over op realistische thema's, portretten en straatscčnes.
Na 1907 schilderde hij, onder invloed van de Egyptische kunst en de muurschilderingen van Puvis de Chavannes, in sterk vereenvoudigde vormen en sobere kleuren.
In 1917 en 1918 was hij betrokken bij De Stijl (evenals Piet Mondriaan en Theo van Doesburg) en maakte hij series abstracte schilderijen: geometrische vormen in primaire kleuren op een witte ondergrond. Daarna keerde hij terug tot herkenbare motieven.
Bart van der Leck ontwierp ook interieurs (o.a. voor mevrouw Kröller-Müller), glas-in-lood ramen, verpakkingsmateriaal en textiel. De toepassing van kleur in de architectuur was eveneens een belangrijk belangstellingsgebied van de kunstenaar.

Het huidige Kröller-Müller museum beschikt over een aanzienlijke collectie Van der Lecks.
 
Léger, Fernand


La grande Parade, 1953

Fernand Léger (Argentan 1881-Gif-sur-Yvette 1955)
In 1900 vertrok hij naar Parijs en enkele jaren later raakte hij bevriend met Alexandre Archipenko, Amédeo Modigliani en Marc Chagall. Ook kwam hij in contact met het werk van Cézanne, dat hem ertoe bracht om meer kubistisch te gaan werken.  Hij was met Picasso en Braque een van de vroege kubisten.
In 1920 ontmoette Léger de architect Le Corbusier, met wie hij vriendschap sloot. Ook maakte hij kennis met het werk van Piet Mondriaan en Theo van Doesburg, dat een inspiratiebron voor hem werd. Léger beeldde in de jaren '20 vooral de wereld van de techniek uit: tandwielen, drijfweerk, machines, enz., met menselijke figuren als een soort starre poppen, die iets mechanisch hebben. In de laatste tien jaren van zijn leven schilderde Léger grote doeken met 'gewone'mensen, acrobaten, arbeiders of fietsers, in heldere kleuren en met zware, zwarte contouren. (zie afbeelding hiernaast, La Grande Parade, 1953-'54, Guggenheim Museum, New York)
Léger ontwierp wandtapijten, maakte ceramiek en polychrome sculpturen, glasramen (kerk in Audincourt) en decors voor ballet.
In Biot, bij Antibes en in Lisores (Normandië) zijn Légermusea.
Zie bijv.: http://www.musee-fernandleger.fr/
 
Liebermann, Max


Zelfportret met penseel, 1913

Max Liebermann (Berlijn 1847-aldaar 1935)
Max Liebermann was de zoon van een Joodse zakenman. Vanaf 1868 volgde Liebermann onderricht aan de academie van Weimar. In 1873 ging hij naar Parijs en later naar Barbizon. Hij ontmoette onder andere Munkácsy, Daubigny, Corot, Millet en Manet.
Liebermann is de grootste representant van het Duitse impressionisme. Hij had contact met Millet en Courbet en met de schilders van Barbizon.
Zeer belangrijk was zijn kennismaking (1875) met Nederland, waar hij in de periode 1874 tot 1914 herhaaldelijk vertoefde. Niet alleen het licht en het landschap hier interesseerde hem; hij bestudeerde ook het werk van Frans Hals en bewonderde de Haagse School. Hij schilderde soms samen met Isaac Israëls en werkte vooral in Laren, Scheveningen en Noordwijk.
Hij schilderde o.a. duinlandschappen en Amsterdamse scčnes, zoals een weeshuis of een armenhuis.
In 1899 was het Max Liebermann die de 'Berlijnse Sezession' in het leven riep. Van 1899 tot 1911 was hij voorzitter van de Berliner Sezession. ‘Sezession wil zeggen, dat men zich losmaakt van de gevestigde orde, of de ‘oude’ kunst.
Uit deze Sezession ontstond, in 1910, ‘Die Neue Sezession’ met de kunstenaars van Die Brücke en ‘Die freie Sezession, in 1914, onder impuls van o.a. Max Beckmann.

 

   

M

top

Marc, Franz
 
aan zijn vriend Macke: "Blauw is het mannelijke principe, stug en geestelijk. Geel het vrouwelijke principe, zacht, vrolijk en zinnelijk. Rood is de materie, brutaal en zwaar en de kleur die door de andere twee steeds moet worden bestreden en overwonnen!.. ..Ondanks alle spectraalanalyses raak ik het schildersgeloof niet kwijt dat geel (de vrouw) dichter bij de aarde staat dan blauw, het mannelijke principe." (1910)

 


Der Traum, 1912
 

Franz Marc (München 1880 - Verdun 1916),
Duits schilder en graficus.
Hij leerde in 1910 Macke en Kandinsky kennen en behoorde tot de oprichters van de 'Blaue Reiter'(1911).
Met zijn werk en zijn ideeën heeft Marc een zeer eigen bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een nieuwe kunst.
In zijn werk zijn invloeden van het kubisme en van het kleurrijke orfisme van Delauny merkbaar.
Zijn thema's zijn vooral de natuur en de dieren (reeën), die hij in abstraherende vormen en ten dele sterk van de natuur afwijkende kleuren weergaf, maar met grote gevoeligheid typeerde.
In zijn laatste jaren hield hij zich in toenemende mate bezig met vormproblemen en met de abstractie, zoals ook uit zijn brieven en notities blijkt.
Zijn oeuvre werd ontijdig afgebroken door zijn dood op het slagveld.
In Kochel is een Marc-museum, zie http://www.franz-marc-museum.de/
Het Lenbachhaus in München heeft een fraaie collectie van zijn werk, zie http://www.lenbachhaus.de/cms/ 
Voor kunst van Marc en andere moderne schilders is Museum Folkwang in Essen aan te bevelen, zie http://www.museum-folkwang.de/
   

N

top

   

O

top

   

P

top

Permeke, Constant

Constant Permeke (Antwerpen 1886 - Ostende 1952),
Belgisch schilder en beeldhouwer.
Hij was een der belangrijkste Vlaamse expressionisten. Hij vestigde zich in 1906 in St.-Martens-Latem en behoorde tot de Tweede Latemse School. Deze kunstenaarskolonie was de grondlegger van het Vlaams expressionisme.
Permeke schilderde landschappen en het boeren- en vissersleven in zware aardkleuren en een hoekig-markante, zeer eigen vormgeving. Ook schilderde hij naakten en interieurs.
In 1936 begon hij te beeldhouden, onder invloed van G. Minne.
In Jabbeke is een Permeke-museum.
   
Meer favoriete en interessante schilders of aanvullende informatie?
Stuur uw bericht, liefst met foto, naar: cedars@live.nl, o.v.v. 'schilders'.

 

top | vorige